+31 88 1888150 | planning@jenz.nl
JenZ logo
Nieuws

Zijn werkgevers aansprakelijk voor schade door coronabesmetting op werkvloer?

Zijn werkgevers aansprakelijk voor schade als gevolg van een coronabesmetting op de werkvloer?

Julie van Meeteren
Julie van Meeteren

Door Julie van Meeteren, Marxman Advocaten

Inmiddels ligt de coronapandemie alweer een tijdje achter ons, maar nog altijd zijn de gevolgen hiervan in onze maatschappij merkbaar. Niet alleen op financieel vlak door de aflopende coronasteunmaatregelen of vanwege een terugbetalingsverplichting van NOW-subsidie, ook worden er nog dagelijks nieuwe besmettingen opgelopen en is er bij een groot aantal mensen in Nederland long (langdurig) covid geconstateerd. Uit een advies van het Maatschappelijk Impact Team d.d. 19 juni 2023, dat ons kabinet adviseert over de maatschappelijke gevolgen van pandemieën en de aanpak hiervan, blijkt dat er naar schatting 1,3 miljoen mensen in Nederland long covid hebben opgelopen. Een groot gedeelte van deze personen kampt(e) met lichte klachten, maar een aantal van hen is langdurig ziek geworden en is niet in staat om te werken.

Dit kan vergaande consequenties hebben en het was dan ook wachten op de eerste zaak die hierover aan de rechter zou worden voorgelegd. Als een werknemer een coronabesmetting heeft opgelopen op de werkvloer en als gevolg daarvan langdurig ziek is geworden, kan het namelijk zo zijn dat een werkgever aansprakelijk is voor de schade van die werknemer. De schade kan zich bijvoorbeeld uiten in inkomensschade doordat de klachten van long covid zo lang aanhouden dat een werknemer ook na de periode van (ten minste) twee jaar nog niet hersteld is en een beroep moet doen op een uitkering.

Op 16 december 2022 heeft de rechtbank Amsterdam zich over deze materie uitgelaten. De rechtbank moest beoordelen of de werkgever op grond van artikel 7:658 BW aansprakelijk is voor de geleden en nog te lijden schade van een werkneemster als gevolg van een coronabesmetting op de werkvloer. De werkneemster in kwestie vond dat haar werkgever niet voldoende maatregelen had getroffen om deze besmetting te voorkomen en zodoende niet aan de zorgplicht had voldaan.

Wanneer is een werkgever aansprakelijk voor schade van een werknemer?
Een werkgever kan aansprakelijk worden gesteld voor schade die een werknemer heeft geleden in de uitoefening van de werkzaamheden. Een werkgever is op grond van artikel 7:658 BW verplicht om te zorgen voor een veilige werkomgeving. Dit houdt onder meer in dat er maatregelen genomen moeten worden die redelijkerwijs noodzakelijk zijn om te voorkomen dat een werknemer tijdens het werk schade lijdt. Gebeurt dat toch, dan is een werkgever aansprakelijk tenzij hij kan aantonen dat er voldaan is aan de zorgplicht of dat de schade in belangrijke mate het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer. De op de werkgever rustende zorgplicht is ruim waardoor het lastig is om hieraan te voldoen. Aansprakelijkheid voor schade die een werknemer oploopt tijdens de uitvoering van het werk, komt daardoor relatief snel voor rekening van de werkgever. Een belangrijke kanttekening is dat niet is bedoeld om een absolute waarborg tegen gevaar voor werknemers in het leven te roepen. Het hangt van de situatie en omstandigheden van het geval af welke maatregelen een werkgever moet nemen en welke instructies er nodig zijn.

Wat speelde er in deze zaak?
De werkneemster werkte als coördinerend verpleegkundige voor een woonzorginstelling met verschillende locaties. Zij werkte op een locatie voor ouderen met dementie of een andere beperking. Vanwege de coronapandemie was het vanaf 20 maart 2020 niet meer toegestaan om bezoek te ontvangen in deze zorginstelling. De werkgever maakte onderdeel uit van een groep, die al voor de coronapandemie een Infectie Preventie Commissie (“IPC”) had opgericht. De IPC bracht adviezen uit, die gebaseerd werden op de richtlijnen en adviezen van de overheid. Deze adviezen werden vervolgens door een corona-stuurgroep omgezet in werkinstructies, die gehanteerd werden in de woonzorginstelling. De werkgever hield de werknemers regelmatig op de hoogte van wijzigingen in de werkinstructies door middel van nieuwsbrieven.

Op de locatie waar de verpleegkundige werkte, waren in april 2020 meerdere bewoners positief getest op corona. Op 9 april 2020 heeft de verpleegkundige zonder extra persoonlijke beschermingsmaatregelen (“PBM”) de bloeddruk en temperatuur opgenomen (“triage”) bij één van de bewoners (‘Bewoner 1’). De verpleegkundige heeft gesteld (en dit is niet bestreden door de zorginstelling) dat zij voorafgaand aan het uitvoeren van de triage heeft verzocht om BPM te mogen gebruiken, maar dat de arts daarvoor geen toestemming had gegeven. Volgens een richtlijn van het RIVM van 20 maart 2020 wordt met ‘BPM’ bedoeld:

“PBM bestaat uit tenminste een chirurgisch mondneusmasker en wegwerphandschoenen voor de medewerker. Het mondneusmasker kan 3 uur achtereen gedragen worden (bij verschillende patiënten). De handschoenen moeten per patiënt gewisseld worden.”

Op 10 april 2020 kreeg Bewoner 1 corona gerelateerde klachten en op diezelfde dag heeft de verpleegkundige bij Bewoner 1 een coronatest afgenomen, die later positief bleek te zijn. In de dagen daarna zijn nog enkele andere bewoners positief getest op corona. Op 17 april 2020 kreeg de verpleegkundige zelf corona gerelateerde klachten en op 19 april 2020 bleek dat ook zij besmet was geraakt met het coronavirus.

Is de coronabesmetting opgelopen tijdens het werk?
Het eerste punt dat bewezen moet worden is waar de schade is ontstaan, oftewel waar is de werknemer besmet geraakt. In het geval van een bedrijfsongeval, bijvoorbeeld wanneer een schilder van de trap af is gevallen, is dit meestal eenvoudig aan te tonen. Bij een coronabesmetting is dat echter een lastige taak. Een werknemer kan namelijk overal in aanraking zijn gekomen met het virus; in het openbaar vervoer of tijdens het doen van boodschappen. Daardoor is de oorzaak vrijwel onmogelijk vast te stellen.

De hoofdregel is dat een werknemer moet stellen en zo nodig moet bewijzen dat de schade is geleden tijdens de uitvoering van de werkzaamheden. Het is niet nodig om dit met 100% zekerheid vast te kunnen stellen, maar er moet sprake zijn van een ‘redelijke mate van zekerheid’ dat de schade is ontstaan in de uitoefening van de werkzaamheden. In sommige gevallen is het namelijk niet mogelijk om met honderd procent zekerheid te zeggen dat de klachten het directe gevolg zijn van de werkzaamheden.

Volgens de werkneemster staat het vast dat zij tijdens het werk aan corona is blootgesteld en is het onaannemelijk dat de besmetting buiten haar werk is opgelopen. Ze heeft een triage uitgevoerd en een coronatest – zonder BPM – afgenomen bij een bewoner die besmet bleek te zijn met het coronavirus. En ook is zij op de werkdagen 10 en 12 april 2020 blootgesteld aan corona door reguliere zorg te verlenen aan en in contact te komen met twee andere bewoners die enkele dagen later positief testten op corona. Pas als bewoners waren getest op corona, moesten zij in hun eigen appartement blijven, maar tot dat moment mochten de bewoners overal op de afdeling komen. De verpleegkundigen droegen in eerste instantie in de gemeenschappelijke ruimten op de afdeling geen mondkapjes of andere PBM. Het ging om dementerende ouderen die hulpbehoevend waren en de coronaregels niet of zeer lastig konden onthouden. Dit maakte het houden van 1,5 meter afstand tijdens het werken lastig dan wel onmogelijk.

De werkgever is het niet eens met het standpunt van de verpleegkundige en stelt dat de besmetting in de privésfeer is opgelopen. Volgens de kantonrechter is die kans echter verwaarloosbaar vanwege het volgende. De verpleegkundige is vanaf 10 april 2020 (toen de coronatest van Bewoner 1 positief was) in quarantaine gegaan, heeft alleen nog met haar eigen auto gereisd en heeft anderen boodschappen voor haar laten doen. Buiten het werk om en één bezoek aan haar ouders (waarbij afstand is gehouden), is de werkneemster niet met anderen in contact geweest.

Gelet hierop en op de specifieke omstandigheden van die periode, Nederland bevond zich toen in de eerste lockdown met zeer strenge maatregelen waardoor de samenleving grotendeels op slot zat, acht de kantonrechter het niet waarschijnlijk dat de verpleegkundige besmet is geraakt in de privésfeer. Zij heeft dan ook voldoende aangetoond dat de coronabesmetting in de uitoefening van het werk is opgelopen.

Heeft de werkgever de zorgplicht geschonden?
In beginsel betekent dit dat de werkgever aansprakelijk is voor de schade, tenzij de werkgever kan aantonen dat er voldaan is aan de zorgplicht of dat er sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid aan de zijde van de verpleegkundige. Van dit laatste was geen sprake waardoor de zorgplicht de enige mogelijkheid was voor de werkgever om aansprakelijkheid voor de schade af te wenden. Het was daarom aan de werkgever om te stellen en te bewijzen dat er voldaan is aan de zorgplicht.

Beoordeeld werd of de werkgever voldoende had gedaan om een coronabesmetting te voorkomen, binnen de grenzen van wat op dat moment van de zorginstelling kon worden gevraagd. In deze zaak werd gekeken naar de adviezen van het RIVM en naar de instructies die de werkgever had gegeven met betrekking tot het gebruik van PBM tijdens de uitvoering van het werk.

De werkinstructie van de werkgever schreef voor dat het aan de dienstdoende arts was om een besluit te nemen over het gebruik van PBM. En dat besluit werd genomen als er sprake was van een verdenking op een coronabesmetting. De werkgever stelt in de procedure dat dit besluit niet alleen aan de arts werd overgelaten, maar dat de verpleegkundige ook zelf mocht besluiten om PBM te gebruiken als zij daar aanleiding toe zag. Hiervoor is de positie van een verpleegkundige ten opzichte van een arts relevant; de werkneemster voelde de ruimte namelijk niet – en die ruimte had zij formeel ook niet – om dit besluit zelf te nemen, in afwijking van deze werkinstructie.

Ook is het relevant dat de werkgever kenbaar had gemaakt dat er geen tekort was aan PBM, maar wel dat deze schaars waren waardoor deze alleen conform de richtlijnen moesten worden gebruikt. Het is de taak en verantwoordelijkheid van een werkgever om duidelijke en specifieke instructies te geven én om erop toe te zien dat deze worden nageleefd. De onduidelijkheid die de werkgever heeft laten ontstaan over het gebruik van PBM kan haar worden aangerekend. Daar komt bij dat werkgever onvoldoende overige maatregelen had genomen om besmetting van haar personeel te voorkomen, waaronder het feit dat de verpleegkundigen tot 17 april 2020 zelf moesten besluiten of het dragen van mondkapjes en handschoenen noodzakelijk, wenselijk en praktisch gezien haalbaar was. Pas vanaf die datum besloot de zorginstelling dat de werknemers ook buiten de appartementen van de geteste bewoners met PBM moesten werken.

Om voornoemde redenen is de werkgever volgens de kantonrechter tekortgeschoten in haar zorgplicht en is zij aansprakelijk voor de schade die de verpleegkundige heeft geleden en nog lijdt als gevolg van de coronabesmetting.

Wat is het gevolg van deze uitspraak voor de praktijk?
Vrijwel iedere werkgever zal te maken hebben gehad met een coronabesmetting van een werknemer. Als die besmetting mogelijk in de uitoefening van het werk is opgelopen en de betreffende werknemer heeft als gevolg hiervan schade opgelopen, dan kan de werkgever geconfronteerd worden met een claim. Uit deze uitspraak volgt dat met name het bewijs dat partijen naar voren brengen, een cruciale rol speelt. In dit geval slaagde de verpleegkundige erin om aan te tonen dat de besmetting op de werkvloer was opgelopen, maar dat zal in de meeste gevallen een zware dobber zijn.

Als werknemer is het belangrijk om zoveel mogelijk feiten en omstandigheden naar voren te brengen om aannemelijk te maken dat de coronabesmetting tijdens het werk is opgelopen. Als collega’s, patiënten of cliënten positief testten op corona vlak voordat de werknemer ziek werd, kan dat als bewijs worden gebruikt. Verklaringen van vrienden en familie over het feit dat er boodschappen zijn gedaan en er nauwelijks bezoek heeft plaatsgevonden, kunnen dit standpunt verder onderbouwen.

Anderzijds is het de taak van de werkgever om aannemelijk te maken dat de besmetting juist in de privésfeer heeft plaatsgevonden. Bijvoorbeeld door aan te tonen dat een werknemer met het openbaar vervoer naar werk reisde, buiten werk veel contacten onderhield etc. Bovendien is het de vraag of deze uitspraak anders had geluid als Nederland op het moment waarop de verpleegkundige besmet raakte, niet in de eerste (en zeer strenge) lockdown had gezeten. Daarnaast speelt ook de thuissituatie een belangrijke rol. Het lijkt erop dat de verpleegkundige in deze kwestie alleen woonde, nu niet wordt gesproken over haar thuissituatie en het feit dat zij enkel op afstand contact heeft gehad met haar ouders. Als een werknemer echter samenwoont en bijvoorbeeld kinderen heeft, kan dat het risico op een coronabesmetting in de privésfeer verhogen.

Tot slot kan een werkgever – om aansprakelijkheid te voorkomen – een beroep doen op opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer. Dat was in dit geval niet aan de orde, maar er zijn situaties denkbaar waarbij dit mogelijk een grond oplevert om aansprakelijkheid voor schade als werkgever af te wenden. Denk bijvoorbeeld aan werknemers die de coronaregels aan hun laars lapten of weigerden bepaalde instructies van de werkgever op te volgen. In dat geval is het mogelijk dat een werknemer aan het kortste eind trekt.

Wilt u meer weten over de aansprakelijkheid van een werkgever voor schade als gevolg van een coronabesmetting en/of andere beroepsziekten? Neem dan contact met ons op, onze arbeidsrechtadvocaten staan voor u klaar! Uiteraard kunt u ook voor overige vragen een van de specialisten van Marxman raadplegen.