Flexkrachten met laag uurloon gaan er steeds meer op vooruit
De inkomensverschillen worden kleiner. Er lijkt sprake van een herwaardering van de werkenden aan de onderkant van de arbeidsmarkt. Flexkrachten met de laagste lonen zijn er ondanks de hoge inflatie zelfs op vooruit gegaan.
Door Arthur Lubbers, redacteur
Dat blijkt een analyse van economenplatform ESB op basis van cijfers van het CBS.
Dat lonen wereldwijd stijgen is logisch op een krappe arbeidsmarkt. Werknemers kunnen hogere looneisen stellen en doen dat ook om de hoge inflatie te compenseren. Wat echter opvalt is dat juist de werkenden met flexcontracten met lagere (uur)lonen relatief meer zijn gaan verdienen. Ook in Nederland.
Flexkrachten meest inkomensverbetering
In de periode tussen 2017 en 2022 is het gemiddelde bruto-uurloon met 13% gestegen, zowel voor mensen met vaste als flexcontracten. Gemiddeld ligt het (nominale) bruto-uurloon bij flexcontracten overigens € 9,- lager.
Maar de groep flexkrachten met de laagste lonen hebben in vijf jaar tijd wel de meeste inkomensverbetering gekend. Waar door de hoge inflatie de meeste werkenden er per saldo op achteruit zijn gegaan (negatieve reële brutoloonontwikkeling), zijn vooral flexkrachten met de laagste inkomens er wel op vooruit gegaan (zie figuur hieronder).
Het prijspeil is door de hoge inflatie tussen 2017 en 2022 met maar liefst 26,4% gestegen. Voor een groot deel is dit gecompenseerd door loonstijgingen. Maar die loonstijging blijft achter bij de inflatie voor de hogere inkomens. Terwijl mensen met een flexcontract met een laag uurloon wel meer dan volledig zijn gecompenseerd voor de inflatie. Vooral de verhoging van het minimumloon heeft gezorgd voor deze nivellering.
Het minimumloon is overigens per 1 januari 2023 fors gestegen (ruim 10%). En per 1 juli dit jaar is daar nog eens ruim 3% bijgekomen.
Nivellering, ook in VS
Deze nivellering is niet alleen in Nederland zichtbaar. Ook in de Verenigde Staten zijn de reële lonen van minstverdienende werkenden sinds 2020 sneller gestegen dan van de (boven)modale werknemers. Deze unexpected compression duidt – net als bij ons – op een herwaardering van werk aan de onderkant van de arbeidsmarkt.
Geen quiet quitting in Nederland
Maar er is ook een duidelijk verschil tussen de arbeidsmarkt hier en aan de andere kant van de oceaan. Ondanks de hoogconjunctuur (grote vraag naar arbeidskrachten) daalt de werkgelegenheid in de Verenigde Staten; er zijn minder Amerikanen gaan werken en het aantal gewerkte uren is gedaald. Men spreekt daar van het fenomeen quiet quitting.
Daarvan is in Nederland (gelukkig) geen sprake. In de afgelopen vijf jaar (2017-2022) is het aantal werkenden in ons land gegroeid van 7,8 naar 8,6 miljoen. Het aantal gewerkte uren is met 2% gestegen (ondanks de daling tijdens de coronacrisis). Vooral vrouwen zijn meer (uren) gaan werken. Iets waartoe het demissionaire kabinet ook heeft opgeroepen op het personeelstekort tegen te gaan.